Geschiedenis van de Magie in Noord-Amerika. By J.K. Rowling

Veertiende Eeuw – Zeventiende Eeuw

By J.K. Rowling

Hoewel Europese ontdekkingsreizigers het pas ontdekte continent ‘de Nieuwe Wereld’ noemden, kenden tovenaars Amerika al veel langer dan Dreuzels. (Noot: hoewel elke nationaliteit haar eigen term voor ‘Dreuzel’ heeft, gebruikt de Amerikaanse gemeenschap het slangwoord No-Maj, een afkorting van ‘No Magic’, met andere woorden, ‘Zonder Magie’.) Magisch reizen op diverse manieren – zoals per bezem of door te verschijnselen – om nog te zwijgen over visioenen en voortekens, betekende dat zelfs afgelegen tovenaarsgemeenschappen al sinds de middeleeuwen met elkaar in contact stonden.

De oorspronkelijke Amerikaanse magische gemeenschap en die van Europa en Afrika wisten al lang voor de immigratie van Europese No-Majs in de zeventiende eeuw van elkaars bestaan af. Ze waren zich reeds bewust van de vele raakvlakken tussen elkaars gemeenschap. Sommige families waren duidelijk ‘magisch’, en magie dook tevens onverwacht op in families waar tot dan geen heks of tovenaar was geweest. De globale verhouding tussen tovenaars en niet-tovenaars leek binnen alle bevolkingsgroepen constant te zijn, net zoals de houding van No-Majs, waar ze ook woonden. In de oorspronkelijke Amerikaanse gemeenschap werden sommige heksen en tovenaars geaccepteerd en zelfs geëerd binnen hun stam, waar ze een reputatie verwierven van genezer als medicijnman, of uitmuntend jager. Anderen werden evenwel gestigmatiseerd omwille van hun overtuiging, vaak omdat ze door boze geesten zouden bezeten zijn.

De legende van de oorspronkelijke Amerikaanse ‘skin-walker’ – een boze heks of tovenaar die naar believen in een dier kan veranderen – is op feiten gebaseerd. Er ontstond een legende rond de oorspronkelijke Amerikaanse Faunaten, als zouden ze naaste verwanten hebben geofferd om hun transformatiekracht te verkrijgen. In werkelijkheid namen de meeste Faunaten de gedaante van een dier aan om aan vervolging te ontsnappen of om voor hun stam te jagen. Vaak werden dergelijke denigrerende geruchten verspreid door No-Maj medicijnmannen, die hun magische krachten veinsden en bang waren voor ontmaskering.

De oorspronkelijke Amerikaanse tovenaarsgemeenschap was met name bedreven in dieren- en plantenmagie, met drankjes die veel verder stonden dan wat in Europa bekend was. Het meest opvallende verschil tussen de magie van de oorspronkelijke Amerikanen en de tovenaars in Europa was de afwezigheid van toverstokken.

De toverstok ontstond in Europa. Toverstokken sturen magie om het effect ervan zowel preciezer als krachtiger te maken, hoewel het doorgaans als een kenmerk van de allerbeste heksen en tovenaars wordt gezien dat ze magie van zeer hoge kwaliteit zonder toverstok kunnen bedrijven. Zoals de oorspronkelijke Amerikaanse Faunaten en toverdrankbereiders aantoonden, kan magie zonder toverstok bijzonder complex zijn, maar Spreuken en Bezweringen evenals Gedaanteverandering zijn zonder toverstok heel lastig.

Zeventiende Eeuw en Daarna

By J.K. Rowling

Toen de emigratie van Europese No-Majs naar de Nieuwe Wereld op gang kwam, gingen zich ook meer heksen en tovenaars van Europese afkomst in Amerika vestigen. Net als hun No-Maj tegenhangers hadden ze diverse redenen om hun land van herkomst te verlaten. Sommigen werden aangetrokken door het avontuur, maar de meesten waren op de vlucht: soms voor vervolging door No-Majs, soms voor een andere heks of tovenaar, maar ook voor de tovenarij-autoriteiten. Deze laatsten probeerden op te gaan in de steeds grotere toevloed van No-Majs of zich schuil te houden tussen de oorspronkelijke Amerikaanse tovenaarsbevolking, die hun Europese broeders meestal met open armen ontvingen en hen bescherming boden.

Van bij de aanvang was het echter duidelijk dat de Nieuwe Wereld harder voor heksen en tovenaars zou zijn dan de Oude. Hier waren drie grote redenen voor.

Ten eerste waren ze, net als hun No-Maj tegenhangers, naar een land gekomen met weinig voorzieningen, tenzij ze daar zelf voor zorgden. Thuis hoefden ze maar naar de plaatselijke apotheker te gaan om de benodigdheden voor hun toverdranken te vinden, hier dienden ze op zoek te gaan tussen onbekende magische planten. Er waren geen gevestigde toverstokkenmakers, en de Ilvermorny’s Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus, die ooit tot de wereldtop van de magische instellingen zou horen, was op dat moment niet meer dan een hutje met twee leraars en twee leerlingen.

Ten tweede maakten de daden van de No-Maj migranten dat de niet-magische bevolking van de meeste tovenaarsthuislanden er aantrekkelijk uitzag. Niet alleen trokken de immigranten ten strijde tegen de oorspronkelijke Amerikaanse bevolking, wat een flinke knauw voor de eenheid van de magische gemeenschap betekende, maar hun geloofsovertuiging maakte hen ook nog bijzonder onverdraagzaam ten aanzien van elk spoortje magie. De Puriteinen beschuldigden elkaar met alle plezier van occulte bezigheden bij de geringste aanwijzing, en de heksen en tovenaars van de Nieuwe Wereld waren dan ook terecht op hun uiterste hoede voor hen.

Het laatste en wellicht gevaarlijkste probleem voor de pas in Noord-Amerika aangekomen tovenaars waren de Schrobbers. Aangezien de tovenaarsgemeenschap in Amerika klein, verspreid en gesloten was, had ze vooralsnog geen eigen ordehandhavingsmechanisme. Dit zorgde voor een vacuüm dat werd opgevuld door een gewetenloze bende tovenaarshuurlingen van diverse buitenlandse nationaliteiten. Zij vormden een gevreesde en brutale gevechtsgroep die niet alleen jacht maakte op criminelen, maar op iedereen die enig goud waard was. Mettertijd werden de Schrobbers alsmaar corrupter. Nu ze ver weg van de jurisdictie van hun oorspronkelijke magische overheid waren, spreidden velen een gezag en wreedheid tentoon die niet met hun opdracht overeenstemde. Deze Schrobbers genoten van bloedvergieten en foltering, en deinsden zelfs niet terug voor handel in hun medetovenaars. Tegen het einde van de zeventiende eeuw nam het aantal Schrobbers in Amerika erg toe en er zijn bewijzen dat ze er niet voor terugschrokken onschuldige No-Majs af te schilderen als tovenaars om beloningen op te strijken van goedgelovige niet-magische leden van de samenleving.

De beruchte heksenprocessen van Salem van 1692 en 1693 waren een ramp voor de tovenaarsgemeenschap. Tovenaarshistorici zijn het erover eens dat minstens twee van de zogenaamde Puriteinse rechters Schrobbers waren die rekeningen vereffenden van in Amerika ontstane vetes. Sommigen van de doden waren inderdaad heksen, hoewel ze onschuldig waren aan de misdaden waarvoor ze waren aangehouden. Anderen waren doodgewone No-Majs die het slachtoffer waren van de algemene hysterie en bloeddorst.

Salem was binnen de magische gemeenschap niet alleen symbolisch vanwege de betreurde doden. Het onmiddellijke gevolg was dat vele heksen en tovenaars Amerika ontvluchtten en dat een nog veel groter aantal ervan afzag er te komen wonen. Dit leidde tot opmerkelijke variaties binnen de magische bevolking van Noord-Amerika, in vergelijking met die van Europa, Azië en Afrika. Tot de eerste decennia van de twintigste eeuw waren er minder heksen en tovenaars in de algemene Amerikaanse bevolking dan in de andere vier continenten. Bloedzuivere families, die dankzij de tovenaarskranten goed op de hoogte waren van de activiteiten van zowel Puriteinen als Schrobbers, trokken zelden naar Amerika. Dit leidde tot een groter percentage heksen en tovenaars van No-Maj afkomst in de Nieuwe Wereld dan elders. Hoewel deze heksen en tovenaars vaak trouwden en hun eigen volledig magisch gezin stichtten, vond de bloedzuivere ideologie die de magische geschiedenis van Europa zwaar kleurde veel minder weerklank in Amerika.

Het belangrijkste gevolg van Salem was misschien wel de oprichting van het Magisch Congres van de USA in 1693, zowat een eeuw eerder dan de No-Maj tegenhanger. Alle Amerikaanse heksen en tovenaars kennen dit als het letterwoord MACUSA (uitspraak: Ma-koe-za). Dit was de eerste keer dat de Noord-Amerikaanse tovenaarsgemeenschap samenkwam om wetten voor zichzelf op te stellen en een magische-wereld-binnen-een-No-Maj-wereld op te richten zoals die in de meeste andere landen bestond. MACUSA’s eerste opdracht was het voor de rechter brengen van de Schrobbers die hun eigen soort hadden verraden. Degenen die veroordeeld werden voor moord, tovenaarshandel, foltering en alle andere wreedheden werden voor hun misdaden terechtgesteld.

Een aantal van de beruchtste Schrobbers ontsnapten aan het gerecht. Ten gevolge van de internationale aanhoudingsbevelen verdwenen ze voorgoed in de No-Maj gemeenschap. Sommigen trouwden met No-Majs en stichtten een gezin waarin magische kinderen blijkbaar werden gescheiden ten gunste van niet-magische nakomelingen om de dekmantel van de Schrobber in stand te houden. De wraakzuchtige Schrobbers werden door hun eigen volk verstoten en gaven aan hun nakomelingen de absolute overtuiging door dat magie echt bestond en het geloof dat heksen en tovenaars overal dienden te worden uitgeroeid.

De Amerikaanse magische historicus Theophilus Abbot identificeerde verscheidene dergelijke families, allemaal met een rotsvast geloof in magie en diepe haatgevoelens ervoor. Het kan deels te wijten zijn aan de antimagie-opvattingen en activiteiten van de afstammelingen van Schrobberfamilies dat Noord-Amerikaanse No-Majs in verband met magie vaak niet zo makkelijk te bedotten en om de tuin te leiden zijn als veel andere bevolkingsgroepen. Dit had verstrekkende gevolgen voor de wijze waarop de Amerikaanse tovenaarsgemeenschap wordt bestuurd.

Wet van Rappaport

By J.K. Rowling

In 1790 stelde de vijftiende voorzitter van MACUSA, Emily Rappaport, een wet in om de totale scheiding tussen tovenaars en No-Majs te bewerkstelligen. Dit was het gevolg van een van de ernstigste schendingen van het Internationaal Statuut van Geheimhouding, wat leidde tot een vernederende censuur van MACUSA door de Wereldbond van Toverlieden. De kwestie was des te ernstiger omdat de schending van binnen MACUSA zelf kwam.

Om kort te gaan, de catastrofe draaide om de zoon van voorzitster Rappaports vertrouweling en Toezichthouder van Financiën en Dragots (de Dragot is Amerikaanse tovenaarsmunt en de Toezichthouder van Dragots is, zoals de titel aangeeft, grosso modo het equivalent van de Minister van Financiën). Aristotle Twelvetrees was een competent man, maar zijn dochter Dorcus was even stom als ze mooi was. Ze was een zwakke studente aan Ilvermorny geweest en woonde thuis toen haar vader hogere functies ging bekleden. Ze kwam amper aan toveren toe en concentreerde zich vooral op haar kleren, haar kapsel en feestjes.

Op een gegeven dag raakte Dorcus Twelvetrees tijdens een lokale picknick stapelverliefd op een knappe No-Maj met de naam Bartholomew Barebone. Dorcus wist niet dat Bartholomew een afstammeling van een Schrobber was. Niemand in zijn familie was tovenaar, maar zijn geloof in magie was diepgeworteld en onwrikbaar, net zoals zijn overtuiging dat alle heksen en tovenaars boosaardig waren.

Zonder bij enig gevaar stil te staan nam Dorcus de beleefde belangstelling van Bartholomew voor haar ‘goocheltrucjes’ kritiekloos aan. Om de tuin geleid door de argeloze vragen van haar aanbidder verklapte ze het geheime adres van zowel MACUSA als Ilvermorny, evenals informatie over de Wereldbond van Toverlieden en alle maatregelen waarmee beide instellingen de tovenaarsgemeenschap probeerden te beschermen en te verbergen.

Nadat hij zoveel mogelijk informatie van Dorcus had ingewonnen, stal Bartholomew de toverstok die ze behulpzaam voor hem had gedemonstreerd, liet hem zien aan zoveel persmensen als hij kon, trommelde vervolgens gewapende vrienden op en ging op pad om alle heksen en tovenaars in de wijde omtrek achterna te zitten en, als het enigszins kon, te vermoorden. Verder drukte Bartholomew folders met de adressen waar heksen en tovenaars samenkwamen en zond brieven naar prominente No-Majs, waarvan sommigen het nodig vonden na te gaan of er inderdaad ‘boze occulte feesten’ op de bewuste adressen werden gehouden.

Duizelig van zijn missie om hekserij in Amerika aan de kaak te stellen ging Bartholomew Barebone zijn boekje te buiten toen hij een groep mensen neerschoot die hij voor MACUSA-tovenaars aanzag, maar die No-Majs bleken te zijn die zo onfortuinlijk waren een verdacht pand te verlaten terwijl hij het in de gaten hield. Er vielen gelukkig geen doden en Bartholomew werd aangehouden en opgesloten voor de misdaad zonder dat er inmenging van MACUSA nodig was, tot grote opluchting van MACUSA, dat de handen vol had met de zware gevolgen van de loslippigheid van Dorcus.

Bartholomew had zijn folders wijd verspreid en enkele kranten hadden hem ernstig genoeg genomen om foto’s van de toverstok van Dorcus te plaatsen met de opmerking dat hij ‘bokte als een muilezel’ als je ermee zwaaide. Het MACUSA-gebouw kreeg zoveel aandacht dat er verhuisd moest worden. Voorzitster Rappaport diende de Wereldbond van Toverlieden tijdens een openbare hoorzitting mee te delen dat ze niet kon garanderen dat werkelijk iedereen die op de hoogte was van Dorcus’ informatie met de Vergetelheidsspreuk was behandeld. De omvang van het lek was zo groot dat de gevolgen nog jaren zouden nawerken.

Hoewel de magische gemeenschap ijverde voor levenslange opsluiting of zelfs terechtstelling, zat Dorcus maar een jaar in de cel. Ze was totaal in ongenade gevallen en volledig versuft, en toen ze vrijkwam, was de tovenaarswereld volslagen veranderd. Ze sleet de rest van haar dagen in afzondering, met een spiegel en een papegaai als dierbaarste gezelschap.

De loslippigheid van Dorcus leidde tot de invoering van de Wet van Rappaport. De Wet van Rappaport verordende een strikte scheiding tussen de No-Maj en tovenaarsgemeenschap. Tovenaars mochten niet langer vriendschappelijk omgaan of trouwen met No-Majs. Er stonden strenge straffen op verbroedering met No-Majs. Communicatie met No-Majs werd beperkt tot wat strikt noodzakelijk was voor dagelijkse activiteiten.

De Wet van Rappaport verbreedde de grote culturele kloof tussen de tovenaarsgemeenschap van Amerika en die van Europa nog meer. In de Oude Wereld was er steeds een zekere mate van bedekte samenwerking en communicatie tussen No-Maj regeringen en hun magische tegenhangers geweest. In Amerika trad MACUSA volledig onafhankelijk van de No-Maj overheid op. Heksen en tovenaars in Europa trouwden en hadden vriendschappelijke omgang met No-Majs; in Amerika werden No-Majs in toenemende mate als vijanden beschouwd. Kortom, de Wet van Rappaport dreef de Amerikaanse tovenaarsgemeenschap, die toch al had af te rekenen met een uitermate argwanende No-Maj bevolking, nog dieper ondergronds.

Het Amerika van de Tovenaars van de jaren 1920

By J.K. Rowling

De tovenaars van Amerika hadden hun rol gespeeld in de Grote Oorlog van 1914-1918, al was de overgrote meerderheid van hun No-Maj tegenhangers niet op de hoogte van hun bijdrage. Aangezien er aan beide zijden magische groepen waren, waren hun inspanningen niet doorslaggevend, maar ze behaalden wel vele overwinningen door te voorkomen dat er nog meer doden vielen, en tevens hun magische vijanden te verslaan.

Deze gezamenlijke inspanning leidde niet tot een mildere houding binnen MACUSA met betrekking tot het verbroederen van No-Majs en tovenaars, en de Wet van Rappaport bleef stevig gehandhaafd. In de jaren 1920 was de tovenaarsgemeenschap in de VS gewend geraakt aan een grotere mate van geheimhouding dan haar Europese tegenhangers en aan partnerkeuze binnen de eigen rangen.

De herinnering aan Dorcus Twelvetrees’ rampzalige schending van het Internationaal Statuut van Geheimhouding was tot in het magische taalgebruik doorgedrongen, en ‘een Dorcus’ werd een scheldwoord voor een idioot of een onbekwaam persoon. MACUSA bleef strenge straffen opleggen aan al wie het Internationaal Statuut van Geheimhouding in de wind sloeg. MACUSA kende ook minder verdraagzaamheid tegenover magische fenomenen zoals geesten, poltergeisten en fabeldieren dan zijn Europese tegenhangers vanwege het risico dat deze dieren en geesten vormden om No-Majs op het bestaan van magie te wijzen.

Na de Grote Sasquatch Opstand van 1892 (voor volledige details kunt u Ortiz O’Flaherty’s onvolprezen boek ‘Bigfoots Laatste Strijd’ raadplegen) verhuisde het hoofdkwartier van MACUSA voor de vijfde keer in zijn bestaan, deze keer van Washington naar New York, waar het de hele jaren 1920 zou blijven. Gedurende het hele decennium werd MACUSA geleid door mevrouw Seraphina Picquery, een vermaard getalenteerde heks uit Savannah.

In de jaren 1920 bloeide Ilvermorny’s Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus al ruim twee eeuwen en werd ze alom beschouwd als een van de beste magische onderwijsinstellingen ter wereld. Door hun gemeenschappelijke opleiding kunnen alle heksen en tovenaars vaardig met een toverstok overweg.

Door de invoering van nieuwe wetten op het einde van de negentiende eeuw was elk lid van de magische gemeenschap in Amerika verplicht een ‘toverstokvergunning’ te hebben, een maatregel bedoeld om alle magische activiteit nauwlettend te volgen en overtreders aan de hand van hun toverstok te identificeren. Anders dan in Groot-Brittannië, waar Olivander als onklopbaar beschouwd werd, telde het Noord-Amerikaanse continent vier grote toverstokkenmakers.

Shikoba Wolfe, die van Choctaw afkomst was, stond voornamelijk bekend om complex gesneden toverstokken met staartveren van de Dondervogel (de Dondervogel is een magische Amerikaanse vogel, nauw verwant met de feniks). Wolfe-toverstokken werden doorgaans beschouwd als bijzonder krachtig, zij het moeilijk onder de knie te krijgen. Ze werden voornamelijk gewaardeerd door Gedaanteveranderaars.

Johannes Jonker, een tovenaar van Dreuzelkomaf wiens No-Maj vader een getalenteerde meubelmaker was, werkte zich op tot een getalenteerde toverstokkenmaker. Zijn toverstokken waren zeer gezocht en onmiddellijk herkenbaar, aangezien ze meestal met parelmoer waren ingelegd. Na vele kernen te hebben uitgeprobeerd gaf Jonker voor zijn magisch materiaal de voorkeur aan het haar van de Wampuskat.

Thiago Quintana zorgde voor ophef in de magische wereld toen zijn gladde en meestal lange toverstokken op de markt verschenen. Ze bevatten stuk voor stuk één doorzichtige stekel van de rug van de White River Monsters van Arkansas en produceerden zowel krachtige als fraaie betoveringen. De vrees voor overbevissing van de monsters werd de kop in gedrukt toen bleek dat alleen Quintana het geheim kende om ze te verschalken. Hij bewaarde dit geheim angstvallig tot zijn dood, waarna de productie van toverstokken met stekels van White River Monsters stilviel.

Violetta Beauvais, de beroemde toverstokkenmaker uit New Orleans, weigerde vele jaren de geheime kern van haar toverstokken, steeds gemaakt het hout van de moerasmeidoorn, bekend te maken. Uiteindelijk bleken ze het haar van de rougarou te bevatten, het gevaarlijke monster met de kop van een hond dat de moerassen van Louisiana onveilig maakte. Er werd vaak beweerd dat Beauvais-toverstokken verzot zijn op Zwarte Kunst zoals vampiers op bloed, maar toch trok menige Amerikaanse tovenaarsheld uit de jaren 1920 ten strijde met alleen maar een Beauvais-toverstok, en voorzitster Picquery stond erom bekend er eentje te bezitten.

In tegenstelling tot de No-Maj gemeenschap van de jaren 1920 stond MACUSA heksen en tovenaars toe alcohol te drinken. Veel critici wezen erop dat dit heksen en tovenaars veeleer verdacht maakte in steden vol nuchtere No-Majs. Toch zei voorzitster Picquery in een van haar zeldzame vrolijke momenten dat tovenaar zijn in Amerika zo al lastig genoeg was. ‘Het Giechelwater,’ zoals haar beroemde uitspraak tot haar stafchef luidde, ‘is niet bespreekbaar.’

This is a reprint of a document from the now defunct pottermore.com site. JK Rowling reserves all rights in this document.